Karl Schouten - biografie

Het roerige leven van Karl Schouten - Een bescheiden mens met een grote mond

Mensen Karl Schouten 2Karl-Heinz Martin Schouten werd in 1919 als Nederlander geboren in Mönchen-Gladbach en overleed te Amsterdam in 2006. Hij studeerde bij de bekende violist en pedagoog Bram Eldering te Keulen en in Den Haag bij de uit Luik afkomstige altviolist Jean Devert. Zijn professionele loopbaan begon Schouten als volontair en remplaçant bij het Stedelijk orkest van Mönchen-Gladbach. Hij maakte vervolgens van 1940 tot 1942 deel uit van het Kölner Kammerorchester. In de periode 1942-1944 was hij verbonden aan het Deutsches Theater, daarna aan de Kameropera in Den Haag. Nog tijdens de Tweede Wereldoorlog solliciteerde hij voor een altvioolplaats in het Concertgebouworkest. Op grond van zijn proefspel op 20 juli 1945 kwam hij per 1 september aan de achterste lessenaar van de altviolen terecht. In 1946 wist hij de plek naast Klaas Boon aan de eerste lessenaar van de alten te verkrijgen. In 1951 werd Schouten met terugwerkende kracht tot 1 september 1950 benoemd tot tweede soloaltist. Deze functie zou hij vervullen tot zijn vervroegde pensionering wegens gezondheidsreden in 1980. In Preludium heeft hij verschillende keren orkestherinneringen vastgelegd.

Karl Schouten speelde ook veel kamermuziek. In de periode 1953-1972 maakte hij deel uit van het Hekster-Kwartet. Dit destijds zeer gewaardeerde kwartet trad in binnen- en buitenland op en verzorgde in die tijd bijna elke veertien dagen een radio-uitzending. Ook maakte het geregeld grammofoonopnamen. Schouten heeft verder deel uitgemaakt van het Amsterdam Kamermuziek Gezelschap. Hij is verder betrokken geweest bij de organisatie van het Amsterdams Kamerorkest. (Zie T. de Leur, ‘Hekster Kwartet. Twintig jaar Hekster Kwartet’, ‘Amsterdams Kamermuziek Gezelschap. Muziek voor niet-alledaagse bezettingen’ en ‘Amsterdams Kamerorkest. Hier wordt zelfbewust naar het volmaakte gereikt’)

Hij was veel meer dan een goed altviolist. In de periode 1960-1971 zat hij in het bestuur van de Vereniging ‘Het Concertgebouworchest’, de belangenvereniging van de orkestleden. Aanvankelijk als secretaris en vanaf 1964 tot 1970 als voorzitter. In die functie heeft hij voor het orkest een belangrijke rol gespeeld. Het was een spannende tijd: het aantreden van de jonge Bernard Haitink, een rijksoverheid die het salarisverschil tussen het Concertgebouworkest en de provinciale orkesten verkleinde, een permanent tekort aan strijkers, problemen en een breuk met en vervolgens de beëindiging van de dienstbetrekking van de toenmalige directeur, heftig protesterende Notenkrakers, vergroting van de medezeggenschap. In de tweede helft van de jaren zestig wees Schouten via de pers herhaalde malen overheid en publiek erop dat het orkest leeggezogen dreigde te worden door de orkesten in de provincies. Hij zette zich tevens krachtig in voor de salarispositie van het orkest. Instanties die er iets aan konden doen, werden door hem benaderd. Krantenartikelen met noodkreten werden de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk en de minister-president toegestuurd in de hoop dat ze daardoor op voor het orkest gunstige gedachten zouden komen. Er kwam uiteindelijk een salarisverhoging tot stand, maar niet die waarnaar was gestreefd. In de periode 1970-1971 was hij als commissaris lid van het Verenigingsbestuur en gedelegeerde bij salaris- en grammofoononderhandelingen. Als een van de vertegenwoordigers van de Vereniging heeft hij deel uitgemaakt van het bestuur van de Nederlandse Orkeststichting tot beheer van het Concertgebouworkest.

Te midden van drukte en onrust bleef de humorvolle, licht stotterende Schouten met zijn charmante Duitse accent een rots in de branding. Nadat hem tijdens de afscheidsbijeenkomst op 29 april 1980 de versierselen waren opgespeld die behoren bij het Ridderschap in de Orde van Oranje-Nassau, tekende Preludium uit zijn mond op: ‘Ik ben een bescheiden mens, al heb ik een grote mond, iedereen die mij kent zal dit beamen, maar als u mij vraagt ‘Heb ik het verdiend’, dan zeg ik ‘Ja zeker’.’ Op 2 april 1989 werd hem het erelidmaatschap van de Vereniging toegekend. Voorzitter Jan Kouwenhoven memoreerde daarbij Schoutens credo: ‘Je moet de mensen die je vertegenwoordigt altijd beschermen.’ Dat credo bleef ook na zijn pensionering waarneembaar, zowel tijdens mijn onderzoek naar de historie van de Vereniging ‘Het Concertgebouworchest’, als later tijdens een discussiebijeenkomst over het verleden in de Kleine Zaal, toen opnieuw emoties hoog oplaaiden.

Johan Giskes     juli 2013

Auteur
Johan Giskes (J.H.)
Details
Karl K.H.M. Schouten