Op 18 november 2011 overleed het reeds lang gepensioneerde orkestlid Joris Bruynjé. Hij was geboren op 30 september 1923. Een bombardement van Berlijn tijdens de Tweede Wereldoorlog leverde hem gehoorschade op die hem zijn hele leven parten zou spelen. In 1945-1946 was hij werkzaam in gemeentedienst. In 1947 begon Joris aan het Amsterdamsch Conservatorium aan de studie altviool. Zijn belangrijkste leraar was er de soloaltist van het Concertgebouworkest Klaas Boon. Na zijn eindexamen werd hij aangesteld bij het Utrechtsch Stedelijk Orchest. Per 1 augustus 1952 kwam hij als eerste leerling van Klaas Boon in het Concertgebouworkest. Ruim 33 jaar zou hij van de groep altviolen deel uitmaken. Hij toonde zich een toegewijd orkestlid: hij kende altijd de orkestpartijen die op de lessenaar kwamen, en als hij dat nodig vond, bleef hij er tot het laatste moment op studeren. Saskia van Bergen-Boon herinnerde zich een typerend voorval. Het vond plaats, nadat het orkest slechte recensies had gekregen. Joris liep voor of tijdens de pauze van een repetitie in een van de gangen van Het Concertgebouw fanatiek te studeren. Toen haar vader naar hem toeging en zei: ‘Joris, zou je nu niet eens ophouden,’ toonde Joris zich uiterst verontwaardigd. Aan hem zou het niet liggen dat het orkest een slechte beoordeling kreeg. Op die manier kon hij ook reageren als een dirigent iets van de altgroep zei. Ongelukkigerwijze ging zijn gehoorstoornis hem in de loop der jaren steeds meer parten spelen en uiteindelijk werd deze de oorzaak van zijn vervroegde pensionering per 1 september 1985. Hierna had hij alle tijd om orgel te spelen, wat hij verdienstelijk deed, en nog regelmatig zou hij concerten van ‘zijn’ dierbare orkest bezoeken.