Thomas Braendstrup (1964), sinds 1993 solocontrabassist in het KCO, studeerde in Kopenhagen en Genève en was van 1991 tot 1993 solobassist in het orkest van de Opéra de Lyon.
‘Soms heb ik de indruk dat ons orkest te veel op de “thuismarkt” gericht is. Ik denk dat het komt doordat ik buitenlander ben, dat ik een andere kijk heb op hoe het evenwicht zou moeten zijn tussen nationale en internationale activiteiten. Nederlanders hebben een totaal ander gevoel van eigenwaarde dan bijvoorbeeld Duitsers of Oostenrijkers. Bij aankomst op de luchthaven van Wenen springt de “Wiener Philharmonie” direct via grote aanplakbiljetten in het oog, tot de bagageband aan toe.De Wiener maakt deel uit van hun nationale trots en door hun chique sponsor, Rolex, wordt dat nog eens benadrukt. Op internationaal niveau associeert men zowel dit merk als dit orkest dan ook met hoge kwaliteit en klasse die iets mogen kosten.Die waardering voor luxe ontbreekt in Nederland, de Nederlander ziet het orkest niet als iets dat zo waardevol is dat het op handen gedragen en gekoesterd moet worden: een Opel rijdt ook. Dat is het zogenaamde maaiveld. We moeten onze Hollandse nuchterheid natuurlijk wel behouden in ons musiceren, maar we zouden het “luxe-product”-denken wel sterker kunnen benadrukken in ons internationale beleid.’
‘Ondanks het feit dat er misschien sprake is van een (door de BTW verhoging veroorzaakte) lichte teruggang in de kaartverkoop hebben wij geen publieksprobleem. Volgens Amerikaans onderzoek - ‘Arts Marketing Insights’ Joanne S. Bernstein (2007) - is er vooral bij dertig- tot zestigjarigen sprake van een stijgende belangstelling voor klassieke muziek terwijl er anderzijds een lichte teruggang in kaartverkoop te bespeuren valt. Volgens dit onderzoek komt dit doordat het publiek zich in afnemende mate wil beperken en vastleggen door middel van abonnementen. Paradoxaal genoeg lijkt de snelle internetgebruiker weliswaar oppervlakkig, maar is hij anderzijds juist op zoek naar verdieping. Men zou daar op in moeten spelen door enerzijds veel meer losse kaarten en anderzijds gevarieerde – bijvoorbeeld themagebonden - abonnementen aan te bieden.Dit vereist uiteraard ook weer een heel andere wijze van marketing. Er moet nog heel veel worden geïnvesteerd in onze herkenbaarheid in de moderne media zoals i-tunes, spotify en andere streamers. Het schijnt dat, ook weer volgens dit Amerikaanse onderzoek, de huidige klassieke muziek consument eerder op componist dan op solist, dirigent of - laat staan - orkest googelt. We moeten er voor zorgen dat als men Mozart of Mahler of zelfs orchestra of symphony googelt, het Concertgebouworkest bij de eerste vijf hits zit. Misschien is dit wel veel belangrijker dan die dikke seizoensbrochure. De moderne consument wil muziek downloaden en daar ook best voor betalen, ook wil hij zich niet vastleggen voor een serie concerten, maar is daarentegen bereid om voor dat ene concert meer te betalen. Dat moet dan, anders dan nu, niet in de kleine lettertjes ergens achterin de Uitkrant verstopt zitten.’
‘En dan is er nog ons “naam-probleem”. Niet alleen de Wiener en de Berliner zijn in naam veel herkenbaarder dan het Koninklijk Concertgebouworkest, “KCO” alias the Royal Concertgebouw Orchestra, of ”RCO”, ook Simon Rattle heeft een veel grotere naamsbekendheid bij het grote publiek dan Mariss Jansons. Dit is niet vanzelf gekomen, die naam is bewust groot en bekend gemaakt, daar zit een enorme pr achter. In het lp-tijdperk leverde Philips ons dat uithangbord en die naamsbekendheid vooral door de samenwerking met Bernard Haitink: de platenhoes fungeerde als affiche. Door de visuele dominantie van de moderne media liggen er weer grote kansen op dit terrein en onze website moet natuurlijk ook in het Chinees. Via onze presentie op het internet zou je de surfende consument naar de kaartverkoop kunnen leiden.’
‘Om er meer uit te halen zouden we waarschijnlijk ook slimmer op tournee kunnen gaan. Vooral naar de landen met opkomende markten, waar Europese luxe artikelen bijna tegen elke prijs verkocht kunnen worden. Misschien mag het prijsverschil tussen thuis- en tourneeconcerten veel groter zijn, in ieder geval op hetzelfde prijsniveau als van onze twee grote concurrenten. Als je nagaat dat een kaartje in Luzern al Sfr.300 kost, dan mag de prijs die in Zuidoostaziatische of Arabische landen betaald moet worden, minstens in die orde van grootte liggen. We moeten daar onze neus niet voor ophalen, tenslotte zijn we ook ooit begonnen met concerten in Japan te spelen en kijk nu eens hoe groot de liefde voor klassieke muziek daar nu is.Ik denk dat de eerstvolgende kantoor medewerker waar het orkest dringend behoefte aan heeft een Chinese Amerikaan moet zijn. Iemand die beide talen vloeiend spreekt en thuis is in beide werelden, want de toekomst ligt in de Pacific–axis. Niet de Oostkust met z’n oude financiële instellingen maar de Westkust van Amerika met z’n innovatieve ideeën en natuurlijk het Verre Oosten, daar gebeurt het, en daar moeten wij dus ook optreden.’
Thomas vertelt wat hij ziet als de kracht van ons orkest: ‘Het is niet per se het opleidingsniveau van elk individueel orkestlid waarmee het orkest zich onderscheidt van de andere toporkesten, maar wel de uiterste concentratie van elk individueel orkestlid. Na onze recente Scandinavië-tournee roemden meerdere recensenten ons orkest vooral vanwege onze kamermuzikale instelling en het daarmee samenhangende extreem hoge niveau van ensemblespel in tegenstelling tot de andere toporkesten die eerder een verzameling samenspelende solisten zijn.’ Wel maakt hij zich zorgen over het gebrek aan bereidwilligheid om problemen binnen het ensemble aan te spreken: de Hollander is conflictschuw. Goed samenspelen wordt als vanzelfsprekendheid aangenomen, maar dat betekent natuurlijk niet automatisch dat die samenwerking ook in goede harmonie verloopt.‘Bij ons krijgt dit aspect pas aandacht nadat een collega, soms na jaren onder stress te hebben gewerkt, een klacht indient, maar er is geen structuur om bijvoorbeeld één keer per jaar begeleide groepsgesprekken te voeren die de problematiek aanspreekt voordat deze tot ingesleten conflicten of onmin leiden. Op dat gebied zou nog een hoop gewonnen kunnen worden en het zou eigenlijk tot onze bedrijfscultuur moeten behoren. Het is mij vanaf mijn eerste dag hier een groot raadsel geweest dat Nederland enerzijds als overleg- of poldercultuur geldt, terwijl dit aspect in ieder geval in dit Nederlandse orkest zo verwaarloosd wordt.Verder denkt hij ook na over het gebrek aan na- of bijscholingsmogelijkheden. Als je op je 24ste na een gedegen instrumentale en muzikale opleiding het conservatorium verlaat, ga je volledig onvoorbereid de ingewikkelde groepsdynamiek die inherent is aan het werken in een symfonieorkest tegemoet. Deze bijscholing hoeft niet instrumentaal of muzikaal te zijn, maar zou eerder gezocht moeten worden in preventieve en oplossingsgerichte samenwerkingstechnieken.Stel je een ziekenhuis voor waar de staf niet opgeleid zou zijn in patiëntenbegeleiding, nooit formeel overleg zou voeren over de coördinatie van hun taken en in het verdere verloop van hun carrière geen gelegenheid zou hebben vervolgcursussen of congressen bij te wonen…’
Caroline Strumphler Kcourant oktober 2011