‘Als oudste van vier kinderen groeide ik op in Almelo. Iedereen in de familie speelde in de harmonie. Dan kreeg je les van de dirigent die wel ongeveer wist hoe de grepen van elk instrument waren, en blazen maar! Bij mij duurde die fase maar kort en al gauw ging ik naar de muziekschool. Van begin af aan was ik bezeten van klassieke muziek. Die liefde was enorm, ik luisterde platen, Radio 4 en studeerde altijd elke dag uit mezelf. Dan riep mijn moeder van beneden: “Dat klonk mooi, speel dat nog eens!” En dan speelde ik het nog tien keer. Hoeveel repetities en lessen ik naast school ook had: nooit was het me teveel.Mijn hele carrière is alles eigenlijk heel onbewust gegaan. Als jong meisje wilde ik eerst nog politieagent worden, maar vanaf een jaar of 15 werd toch wel duidelijk dat ik naar het conservatorium wilde. Ik had nooit de wens om in Amsterdam te gaan studeren, ik vond Enschede wel best en Amsterdam behoorlijk imponerend (een typisch Twentse eigenschap denk ik). Maar toen mijn vriend (en huidige man) Jeroen daar ging studeren ging ik hem een jaar later toch maar achterna. Later, toen ik me opgaf voor het eerste Nederlands Hoornconcours deed ik ook absoluut niet mee om te winnen, echt alleen om mee te doen. Maar ik won wel. Ik had ook nooit de droom om per se in een symfonieorkest te komen. Ik wilde muziek maken, muziek maken en nog eens muziek maken. In wat voor vorm daar dacht ik niet over na.’
‘Aan het begin van mijn conservatoriumopleiding heb ik op een gegeven moment uit mezelf besloten dat ik elke dag drie uur ging studeren: één uur toonladders en lange noten, één uur etudes, en één uur voordrachtstukken. Ook in mijn remplaceerjaren bij het orkest studeerde ik rustig tussen een ochtendrepetitie en een avondconcert ’s middags nog twee uur lang; ik werd niet moe, het was geen enkel probleem. Door dat dag in dag uit, jaar in jaar uit te doen heb ik denk ik een goede basis gekregen waar ik nog steeds op kan bouwen, ook al studeer ik allang niet meer zó veel. Ik weet nog goed wanneer het moment was dat ik ontdekte dat ik iets meer vertrouwen in mezelf kon hebben. Ik was mee naar Japan, één van mijn eerste tournees, en we konden drie dagen niet over ons instrument beschikken. Ik maakte me zorgen, maar mijn embouchure voelde op het concert heel goed en ook mijn uithouding was prima. Toch duurde het in de praktijk nog wel even voordat ik het meer durfde los te laten. Dat kwam toen de kinderen geboren werden, toen was er naast muziek ineens iets dat belangrijker was! De basis en ervaring die ik door al die jaren heen opgebouwd had, geeft je vertrouwen ook al voelt het niet altijd goed.’
‘Samen met Jeroen studeerde ik bij onze voormalig solohoornist Adriaan van Woudenberg. Ik remplaceerde regelmatig bij het KCO vanaf begin jaren 80. Er was al een aantal jaren een lage-hoornplek vrij, maar er kwam geen auditie omdat er wegens ongunstige financiële omstandigheden een vacaturestop was. Ik zat net een maand in het Radio Kamer Orkest toen de auditie uiteindelijk toch kwam. Ik twijfelde of ik wel moest spelen; bij de Radio heerste een heel leuke sfeer en alles was wat kleinschaliger. Bij het KCO was men wat formeler in de omgang, maar artistiek was het natuurlijk fantastisch. Uiteindelijk heb ik na goed nagedacht te hebben geheel onbevangen toch besloten te spelen, en ik kreeg de baan! Hoogtepunten waren voor mij mijn beginjaren met Jochum, Bernstein, Sanderling en de kerstmatinees met Haitink. Ik ben heel dankbaar dat ik die heb mogen meemaken. Voor mijn gevoel was de klank van het orkest toen ik kwam wat donkerder, en is die onder Chailly helderder geworden doordat hij op zulke andere dingen lette en een heel gedetailleerde slagtechniek had. In die tijd kan ik me nog herinneren dat Sanderling bij een eerste repetitie zei: “Aber was ist hier passiert?’ hij vond de klank anders geworden. Maar het orkest is zo flexibel dat na één repetitie, waarbij zijn handen dirigeerden alsof hij aan het boetseren was, de klank snel weer veranderde. Ik denk dat het orkest altijd heel erg goed is geweest. Laatst zag ik de dvd met de Eroica van Van Beinum, nou je weet niet wat je hoort en ziet, fantastisch!De sfeer in het orkest is goed en professioneel. Over een foutje wordt niet moeilijk gedaan, dat kan gebeuren. Je hoort wel eens over andere buitenlandse orkesten waar alle collega’s een politiepet op lijken te hebben, dat lijkt me echt vreselijk. Hier wordt er heel ontspannen mee omgegaan. We zijn allemaal mensen en doen allemaal ons best. Je wordt gedragen door het niveau van je collega’s, je tilt elkaar op.’
‘Ik vind het leven geweldig. Ik hoop dat me nog een zo lang en gezond mogelijk leven beschoren is. Maar als het aan mij ligt, kom ik sowieso terug, ik vind het veel te kort. Het leven is leerzaam, leuk en boeiend, en groeien doe je toch vooral door jezelf uit diepe dalen weer omhoog te worstelen. Het is niet leuk, maar als je uit een dal geklommen bent heb je jezelf toch weer wat beter leren kennen. Ik heb twee moeilijke periodes doorgemaakt. De eerste begon toen ik een ander mondstuk ging proberen. Eerst leek het fantastisch te gaan, daarna niet en zo bleef mijn embouchure wel een jaar lang niet goed voelen. Op het dieptepunt had ik het gevoel dat ik alle controle kwijt was. Ik werd er erg onzeker door, en heb een tournee met het orkest afgezegd. Gelukkig heb ik toch de weg gevonden om er weer uit te komen.De tweede periode was in het jaar 2000, toen ik echt een burn-out kreeg. Daar waren allerlei dingen aan vooraf gegaan. Alles bij elkaar ben ik er acht maanden uit geweest, maar ook hierover heb ik het gevoel dat ik erdoor gegroeid ben en er sterker uit ben gekomen.Al met al besef ik dat ik een unieke baan heb. Wat wij allemaal niet mogen meemaken! Die tournees, die fantastische dirigenten en solisten. Elke dag in de Grote Zaal spelen, elke week een ander programma vol afwisseling. Nog altijd ben ik blij dat ik hier al die jaren heb mogen spelen, en ik hoop het nog heel lang te doen!’
Maaike Aarts Kcourant juni 2009