Wie kent hem niet: altijd met mensen om zich heen, tijdens concerten vaak achter de schermen aanwezig in contact met musici: hartelijk, communicatief en oprecht geïnteresseerd in zijn medemens. Sjoerd van den Berg (61), de PR-manager / adjunct-directeur van het orkest. Waarom hij met deze functie ‘ein Herz und eine Seele’ is, vertelt Sjoerd me uitvoerig als ik hem opzoek in zijn appartement aan het Victorieplein in de eerste wolkenkrabber van Amsterdam.
Sjoerd van den Berg ontvangt me met Brabantse gezelligheid op de koffie en steekt onmiddellijk van wal over zijn passie voor het orkest, het luisteren naar mensen en streven naar beter contact tussen kantoor en orkest en relaties. Het begon allemaal in 1978 toen hij werd aangenomen bij het orkest in de functie van perschef.
‘Er is zoveel veranderd op het kantoor van de Obrechtstraat,’ herinnert hij zich. ‘Ik deed alles op het gebied van marketing en PR en had slechts een parttime hulpje. Zo maakte ik zelfs affiches en advertenties. Dolf van Dantzig en Hein van Royen waren zakelijk respectievelijk artistiek leider; André Midavaine was orkestinspecteur en Theo Berkhout bibliothecaris; twee orkestbodes waren in dienst van het orkest; Jacques van der Hulst deed de boekhouding en er werkten nog drie dames op kantoor en dat was alles. Vanuit het orkest wordt wel eens gemopperd dat er zoveel mensen in dienst werden genomen de afgelopen twintig jaar maar sinds jaren tachtig is het werk verveelvoudigd.'
'Na de scheiding van Concertgebouw en Orkest in de jaren vijftig kwam het orkest er bekaaid vanaf. De slimme jongens van het Gebouw behandelden het Orkest als een klein kind; zo moest het Orkest tot ver in de jaren tachtig nog jaarlijks toestemming vragen om de naam Concertgebouworkest te mogen dragen. De loon- en abonnementenadministratie werd nog door het Gebouw gedaan en er moest zelfs toestemming gevraagd worden voor de meeste betalingen. Pas medio jaren tachtig werden Orkest en Gebouw gelijkwaardige partners en sindsdien is de relatie beter dan ooit. We hebben het gevoel dat het Gebouw ons huis is en dat we de vaste bewoner zijn.’
Waar komt je passie voor de medemens vandaan?
‘Tussen mensen voel ik me als een vis in het water. Het is me met de paplepel ingegoten door mijn grootouders die een hotel runden in Den Bosch en ik hielp al vroeg een handje mee. Mijn opa was een goed voorbeeld: hij zat in allerlei verenigingen omdat het klantenbinding betekende voor zijn hotel. Ik zie mijn werk meer als life-style dan als drukke baan en kom dan ook aan weinig andere dingen meer toe. Andere hobby’s zoals reizen, wandelen en Duitsland bezoeken kan ik in dit werk ook kwijt, samen met mijn levenspartner Jan Harm Oosterveen, met wie ik al 25 jaar samenwoon en die me vaak vergezelt bij mijn bezigheden. Als kind van een Duitse moeder en Nederlandse vader, heb ik nog veel familie en vrienden in Duitsland. Samen met Jan Harm wandel ik er graag en geniet van alle Duitse geneugten zoals bier en de natuur.’
Hoe probeer je onderlinge contacten te verbeteren?
‘Veel problemen ontstaan door gebrek aan communicatie. Er is nog steeds weinig wederzijds begrip tussen orkest en kantoor. Men weet vaak niet waar anderen mee bezig zijn en dat is heel jammer. Marian van den Beuken, mijn fantastische rechterhand op kantoor, verwoordde het zo mooi na het prachtige concert in Parijs onlangs: “Als ik het orkest hoor spelen, ben ik er trots op dat ik daar ook een kleine bijdrage aan heb kunnen leveren.” Zo is het voor mij ook en voor de meeste kantoormedewerkers die bergen werk verzetten met veel passie voor het orkest. Bij bijna alle concerten ben ik aanwezig en vaak te vinden tussen de musici om te horen wat er bij hen speelt.'
'Wat onze bestuursleden van diverse besturen betreft: het is een persoonlijk streven van me om het contact tussen hen en het orkest te verbeteren. Graag zou ik meer mensen, zowel kantoormedewerkers als bestuursleden, mee op reis nemen: de ideale gelegenheid om met elkaar in gesprek te komen. Ik heb een trauma overgehouden aan een voorlichtingsavond die we eens organiseerden voor het orkest om te laten zien waar we mee bezig zijn op het gebied van fondsenwerving. De toenmalige voorzitter Jan Willem Verloop hield een speech voor slechts een handjevol orkestleden waarvan er velen bovendien door de speech heen praatten. Bevorderlijk voor wederzijds begrip heeft dat niet gewerkt, helaas.’
Je bent ook redactielid van de KCOurant. Een paar jaar geleden ging het gerucht dat je de krant wilde opheffen. Waarom?
‘Toen ik in 1978 bij het orkest kwam werken, bestond er weinig tastbaars op het gebied van interne communicatie, hetgeen juist zo belangrijk is. Inmiddels komt de KCOurant iedere twee maanden uit, KCO-Actueel om de twee weken en maandelijks het ‘Journaal’ in Preludium. Ik vond dat de KCOurant aan elan verloren had, waar ik zelf ook schuldig aan was, en dacht dat we naar een nieuwe formule moesten zoeken. Op datzelfde moment werd er nieuw leven in de krant geblazen met de komst van Jos de Lange die daarin het voortouw nam. Nu ziet de krant er mooier uit dan ooit en voorziet hij in een grote behoefte onder collega’s en gepensioneerden, zonder Preludium en Actueel te herhalen. De gepensioneerden, die jarenlang zoveel hebben geïnvesteerd in het orkest, mogen wat mij betreft nog meer gehuldigd worden en allemaal vermeld worden in de seizoensagenda zoals dat ook in Wenen gebeurt.’
De PR van een toporkest, gaat dat niet gewoon vanzelf?
‘Vóór mijn tijd was er ook al een PR-functionaris, dat was in die tijd heel uniek. Het orkest was er inderdaad altijd al goed in, maar je kunt nooit genoeg doen om het imago van het orkest te verbeteren. Daarom vind ik ook dat we tenminste eens per jaar een groot evenement moeten organiseren om ons daarmee in de kijker te spelen. Om recht te hebben op subsidie moet je zichtbaar zijn en blijven. Het jaarverslag dat we sinds kort samenstellen, is één van de middelen om naar buiten te laten zien wat we zoal doen. Maar we staan ook wekelijks in de Uitladder, ook al is een concert uitverkocht. Streven naar de eerste plaats onder de internationale orkesten is volgens mij verloren energie: muziekkenners zijn allang van mening dat de orkesten van Wenen, Berlijn en Amsterdam praktisch gelijkwaardig zijn, zoals laatst ook weer is gebleken. Maar je moet met zijn allen die passie blijven voelen en uitstralen om samen het gewenste topniveau te behouden. Arrogantie zou de doodsteek zijn voor ons allemaal, net als de verwachting dat het vanzelf wel gaat. Dat blijkt ook bij onze overheid en het bedrijfsleven die moeilijk zijn te overtuigen van het nut van zo’n topinstelling. Het is toch raar dat van de vier sponsoren die we hadden er twee buitenlandse bedrijven waren (Canon en Sarah Lee/DE, red.). Bedrijven als KPN en Heineken zouden in de rij moeten staan om hun naam aan deze instelling te kunnen verbinden. Kortom, je moet blijven investeren en uitleggen. Misschien gaan we dan in de toekomst daadwerkelijk tot Nederlands cultureel erfgoed behoren.'
'Eén van mijn persoonlijke doelstellingen is, dat de voltallige Nederlandse bevolking op zijn minst weet dat er een Concertgebouworkest bestaat dat wereldfaam geniet, en er trots op is dat je in een klein landje zoiets groots kunt bereiken. Want dat is ons Nederlanders eigen: we zijn zo weinig trots op wat we hebben. Als Nederland en de stad Amsterdam zich daar meer bewust van zouden zijn zoals dat in steden als Berlijn en Wenen al eeuwenlang traditie is… Wie weet hoe onze toekomst er dan uit ziet!’
Petra van der Heide - Kcourant augustus 2007