In de kantine van het Gebouw praatte Maaike Aarts met Peter Masseurs over ademhaling, mentale voorbereiding, meditatie en zijn grote liefde… de Trompet.
Peter vertelt: ‘Als jochie speelde ik vooral jazz, met dempers en zo’n lekkere “fuzzy sound”. Maar uiteindelijk ben ik toch klassiek gaan spelen; van de Marinierskapel naar het Rotterdams Philharmonisch Orkest en daarna het KCO. Mijn eerste auditie voor het Rotterdams was op bes-trompet. Toen werd ik niet aangenomen omdat mijn geluid niet symfonisch genoeg was. Maar een half jaar later speelde ik weer, ditmaal op C-trompet. Edo de Waart zat in de commissie, en na de solo uit Petroesjka zei Edo, “Heel mooi, maar dat was zo perfect dat het wel toeval moet zijn, dat kan je vast geen tweede keer.” En toen zei ik: “Jawel hoor.” En speelde het nog een keer.’
Hoe bereid je je voor op, stel, Mahler V? Hoe pak je dat in de praktijk aan?
‘Er is een aantal dingen waar ik me vooral op concentreer: ten eerste moet je embouchure natuurlijk klaar zijn, want dat geeft vertrouwen en rust, en de creatieve ruimte om de dingen te laten gebeuren. De mentale rust is eigenlijk het belangrijkst, en dat bereik je door op een creatieve manier, geconcentreerd te studeren. Elke week is dat anders; ik studeer vaak het tegenovergestelde van wat ik die week moet spelen. Dus als het een partij is met veel fortissimo’s, studeer ik vaak pianissimo. Als het Mozart is met wat meer stijve tonen, ook wel oneerbiedig “paukenpartij” genoemd, studeer ik juist op flexibiliteit. Je moet voorkomen dat je embouchure eenzijdig wordt belast. Als je dan eenmaal op het podium zit, vertrouw je op je talent en de goede voorbereiding. En dan is het van belang dat je niet bang bent om te falen! Je hebt dus ook nog een dosis branie en lef nodig, want de eerste hoornist, eerste trompettist en de paukenist zitten altijd in hun “blootje”. Ze zijn altijd te horen! De ene keer heb je geluk en de andere keer niet, dat hoort bij het leven.
Bij Mahler V is bij de trompetsolo de grote muzikale lijn van belang, anders blijft het te veel stilstaan. En natuurlijk, als je muzikaal denkt, helpt dat bij de techniek. Ooit hebben we met Chailly een Mahler V-marathon gedaan van maar liefst 33 keer. Dit in een periode van ongeveer drie jaar soms met tussenpozen van drie maanden tot een half jaar. Dat was wel zwaar, je moest je toch elke keer weer opnieuw opladen. De symfonie bleef altijd door je geest dwarrelen. Toch was het heerlijk om te doen.’
Kan je nog iets meer over die innerlijke rust vertellen? Zijn er nog dingen die je doet, of juist niet doet?
‘Yoga heeft me altijd goed geholpen en ook transcendente meditatie (TM). Met TM kan ik altijd weer die rust vinden, ook bijvoorbeeld op tournee. De rust bewaren is essentieel, want stress slaat natuurlijk meteen op je ademhaling. Ik vind het soms onbegrijpelijk hoe strijkers dat doen. Als je een blaasinstrument bespeelt, is je ademhaling onderdeel van de muzikale lijn, maar strijkers kunnen altijd doorgaan. Soms heb ik wel eens het gevoel dat strijkers hun adem inhouden. Zou het niet een idee zijn om ademhalingspunten af te spreken? Ik kan me voorstellen dat opstreek een inademing is en afstreek uitademen, al is dat in de praktijk natuurlijk niet altijd mogelijk.’
Het klopt wel dat er weinig aandacht voor de ademhaling is bij strijkers. Ik heb althans nooit een leraar gehad die daarop lette. Waarschijnlijk heeft het ook met de dirigent te maken, sommigen laten je rustig uitspelen, anderen jakkeren door het stuk heen.
‘Haitink maakt wat dat betreft vooral in Mahler en Bruckner mooie rust-, of liever, stilte-momenten in de muziek, die dan weer zó spannend zijn dat je vergeet te ademen. Over dirigenten gesproken: naast onze chef-dirigenten heb ik vooral erg genoten van Giulini, Doráti en Tennstedt. Dit waren voor mij fantastische ervaringen! Ik ben heel dankbaar dat ik op dit niveau bij het KCO heb mogen spelen. Daarnaast heb ik regelmatig solo kunnen spelen. Dat is altijd een geweldige stimulans geweest!’
Hoe vind je het nu in het orkest?
‘Ik vind het fantastisch! Ik heb het idee dat mede door Mariss Jansons alle neuzen in dezelfde richting staan. Er heerst een positieve sfeer in het orkest, althans zo ervaar ik het. Vroeger waren er misschien iets meer zeurpieten, ontevreden musici met veel kritiek op van alles en nog wat. Ik heb me er zelf ook wel eens schuldig aan gemaakt, maar ik heb mezelf vaak tot orde geroepen: Stop! Klopt dit wel? Ben ik zelf dan perfect? Eigenlijk moet je eerst naar jezelf kijken, dan hou je vanzelf je mond.’
Even terug naar die manier van studeren en rust bewaren. Heb je dat bewust doorgegeven aan je leerlingen?
‘Ja, als leraar moet je dat doorgeven, want je geeft les vanuit je eigen ervaring. Daarbij waren zij ook voor mij weer een inspiratiebron. Ik ben er trots op dat de meesten zo goed terecht gekomen zijn.’
Heb je nog speciale plannen voor je laatste twee jaar bij het KCO en daarna?
‘Ik wil helemaal niet stoppen! Althans niet met spelen. Ik ben nog steeds bezeten van de trompet. Mijn liefde voor de trompet is alleen maar gegroeid. Ik blijf nieuwsgierig, leergierig en creatief, dus als ik al ga stoppen, kan dat niet ineens. Om fysieke problemen te voorkomen zal ik moeten “aftrainen”. Ik ben van plan om hier twintig jaar de tijd voor te nemen!'
Maaike Aarts Kcourant juni 2007