Thuis bij haar ouders, in de buurt van Leiden, klonk er regelmatig operamuziek door de huiskamer. De exuberante uithalen van de vocale stemmen konden Nicoline in eerste instantie niet erg bekoren, des te meer was ze onder de indruk van het fragiele geluid van de hobo, die telkens als er een sfeerverandering optrad tussen twee scenes een hoofdrol leek te spelen. Ze kreeg er soms kippenvel van. Nog te jong voor de hobo begon ze eerst met blokfluit en een jaar later met piano, maar ze voelde meteen aan dat dit instrument letterlijk en figuurlijk veel te ver weg van haar stond. De hobo moest en zou het worden. Na een paar jaar les op de muziekschool kwam er een beslissend moment: ze won, veertien jaar oud, de eerste prijs van een talentenjacht op haar middelbare school. Vanaf dat moment voelde ze heel sterk: ik wil verder in de muziek.
Haar ouders, niet bekend met de klassieke muziekwereld, gingen in beraad bij Gijs Rijns, althoboïst van het Residentie Orkest. Deze zag direct grote mogelijkheden en raadde haar aan om naar het AVO te gaan, de gecombineerde middelbare schoolopleiding aan het Conservatorium van Den Haag. Daar kreeg ze les van Ali Groen, eerste hoboïste van het NedPho, die op haar beurt weer een leerlinge was van Jan Spronk. Ze voelde zich er als een vis in het water. ʻDe sfeer op school, waar de helft uit ballet- en de andere helft uit muziekleerlingen bestond, was geweldig. Het was er beregezellig en iedereen had dezelfde interesses. Het voelde aan alsof we in de tv-serie Fame zaten.ʼ Vanaf dat moment won Nicoline de ene na de andere prijs op verschillende concoursen, onder andere bij het Nationaal Concours Stichting Jong Muziektalent Nederland (1987) en het Wettbewerb um den Europäischen Musikpreis (1988) in Zürich.
Bij haar auditie voor het Nationaal Jeugdorkest maakte de jeugdige Nicoline veel indruk, ook op Guus Dral, die deel uitmaakte van de jury. Het werd een bijzondere ervaring: ʻIk was zestien jaar oud en ik werd meteen in het diepe gegooid met de eerste hobopartij van de Tiende symfonie van Sjostakovitsj. Het was ongelofelijk spannend, maar ik ben de jury er eeuwig dankbaar voor dat ik die kans heb gekregen.ʼ Na het NJO volgde een paar jaar Europees Jeugdorkest, waar ze speelde met onder andere Haitink, Sanderling en Ashkenazy. ʻHet spelen in dit orkest was één van de mooiste muzikale ervaringen van mijn leven, het was steeds alsof er een soort magie boven het orkest hing.ʼ
Na haar eindexamen in Den Haag ging ze studeren bij Klaus Becker in Hannover. ʻVan hem leerde ik hoe je je muzikale ideeën kunt vormgeven, hoe je vrijheid kunt nemen in de frasering. En ook hoe je soms alles wat je weet weer los moet laten.ʼ Tegelijkertijd kreeg ze een baan bij het Balletorkest als eerste hoboïste, waardoor ze helaas niet in Duitsland kon gaan wonen. ʻHet was een heftige tijd, ik studeerde nog en begon tegelijkertijd met mijn eerste vaste baan.ʼ In dezelfde tijd ontpopte ze zich ook als kamermuziekspeelster. Zo zat ze met onder andere Janine Jansen en Wilmar de Visser in het NOG-ensemble. Wat begon als nonet, werd na vijf jaar uiteindelijk het blaaskwintet waar ze jaren deel van zou uitmaken.
Na een paar jaar in het Balletorkest gespeeld te hebben, werd ze op zevenentwintigjarige leeftijd aangenomen bij het KCO als tweede hoboïste. ʻDaar zaten Jan Spronk en Werner Herbers en al die andere door de wol geverfde musici bij de houtblazers waar ik enorm veel van kon leren. Ook zag ik bekenden uit het Europees jeugdorkest terug: Emily Beynon, Guus Jeukendrup en Johan van Iersel.ʼ In eerste instantie dacht ze: ‘Ik kan altijd weer ergens anders voor een eerste plaats auditeren.’ Maar het liep anders: ze raakte verslingerd aan het KCO. ʻHet magische gevoel dat het orkest me vaak geeft vind ik nog steeds het mooiste wat er bestaat. De harstocht die wordt gevoeld door ieder orkestlid van de eerste tot de laatste lessenaar, het gevoel samen een verhaal te willen vertellen, het blijft heel bijzonder om dat elke keer weer mee te maken.ʼ
Binnenkort komen er twee nieuwe hoboïsten bij in het orkest. Heeft ze voorkeur voor een bepaald soort speler? ʻHet allerbelangrijkste vind ik of iemand muzikaal boeiend is in wat hij of zij doet.ʼ
Haar favoriete muziek bestaat eigenlijk niet. ʻAlle composities waar een muzikale spanningsboog in zit, daar kan ik enorm van genieten. Ik moet er gewoon mijn expressie in kwijt kunnen, of er een bepaalde sfeer bij voelen. Dat geldt trouwens ook voor moderne muziek. Die kan ook enorm spannend zijn of juist helemaal niet. Muziek die zichzelf maat na maat herhaalt, zoals bijvoorbeeld ʻminimal musicʼ, staat dus helemaal onderaan mijn lijstje. In het orkest speel ik het allerliefst de symfonieën van Mahler en Sjostakovitsj, waarin zowel spanningsbogen als sfeerverschillen een grote rol spelen.ʼ
ʻOp tournee ga ik vaak op theejacht. In ieder land zijn er weer andere theesoorten te vinden. Samen met Paulien Weierink en Edith van Moergastel ontdekte ik laatst in Korea een geweldige winkel waar ze ook heerlijke groene theegebakjes verkochten. Dan kom ik thuis met een koffer voor de helft gevuld met pakjes thee en heel veel cadeautjes voor mijn man en onze drie kinderen. En natuurlijk ook voor mijn ouders die vaak oppassen als we op tournee zijn.ʼ Op de vraag welk beroep ze zou hebben gekozen als ze geen musicus was geworden antwoordt ze: ʻIk ben erg geïnteresseerd in voedingsleer en vind bijvoorbeeld het tv-programma Keuringsdienst van Waarde heel leuk. Aan zoiets zou ik wel willen meewerken.ʼ Daarvan is op dit moment in haar leven geen sprake: naast haar orkestbaan, het spelen van kamermuziek en haar gezin besteedt ze in haar vrije weken uren per dag aan het maken van rieten. ʻDat is helaas het lot van een dubbel rietblazer en het houdt nooit op. Als ik dát geweten had, dan.… Nee hoor, de hobo blijft favoriet!ʼ
Anna de Vey Mestdagh, Kcourant december 2015
Foto's Peter Tollenaar