Ruud van den Brink

Ruud van den Brink en de muziek als magische wereld: Je neemt geen afscheid van de muziek, maar van de stress

Onze voormalige slagwerker Ruud van den Brink, die vier jaar geleden met pensioen ging (2002, red), blijkt een filosofische inslag te hebben. Zo zegt hij dat muziekmaken iets magisch is, een houvast in deze wereld. Pianospelen is nog steeds zijn voornaamste bezigheid in het dagelijks leven.
Ruud van den Brink - 'Mijn vader kwam uit een groot gezin van dertien kinderen, een typisch arbeidersgezin van voor de Tweede Wereldoorlog. Vol idealen, ingegeven door de arbeidersbeweging uit die tijd, zei mijn vader altijd dat zijn kinderen het beter moesten hebben dan hij. Hij had alles voor zijn kinderen over. Een van zijn zonen zou in ieder geval muzikant moeten worden. Dat is dus mijn predestinatie.'

Geen afscheid van de muziek

'Afscheid nemen van de muziek bestaat niet. Het maakt deel uit van je leven. Er zijn collega's die verbaasd zijn als je zegt dat je uitkijkt naar je pensionering, je afscheid. Maar je verlangt niet naar het afscheid van de muziek,maar je neemt vooral afscheid van de druk, de stress en het moeten presteren. De laatste tien jaar in het orkest zijn de moeilijkste. Je wordt wat ouder, je verliest energie, alles wordt wat moeilijker, je hebt het gevoel te moeten overleven. Je probeert dat te compenseren door uiterste concentratie, extra te studeren. Na de pensionering krijgt de muziek een andere betekenis voor je.'

 Muziek een magische wereld

'Ik denk dat veel musici door toevalligheden op het spoor van de muziek worden gezet: ouders bespelen een instrument, vriendjes hebben les op de muziekschool of doen mee in een blaasorkest, enzovoort. Mijn vader was amateurpaukenist in een harmonieorkest. Door zijn beroep als banketbakker had hij veel contacten, ook met beroepsmusici, die hem konden adviseren een goede muziekdocent voor mij te vinden. Zo zat ik dus als achtjarige achter de piano. Bij het afscheid van de lagere school speelde ik de Ouverture Dichter und Bauer van Franz von Suppe; de muziek haalde ik uit de bibliotheek.

Dat was het begin, en uiteindelijk is de muziek en het musiceren mijn wereld geworden, ik zou haast zeggen, een magische wereld, een wereld die mij beschermde tegen de onaangename dingen van het leven. Ik had het gevoel, dat de muziek een soort redding betekende; ik was een romantisch, maar vrij gesloten jongetje, dat niet echt vat kon krijgen op de buitenwereld. Muziek geeft mij een houvast, zoals andere mensen een God nodig hebben om zichzelf zekerheid te verschaffen. Ik denk dat dat voor veel musici geldt. Nu studeer ik soms zo'n vier uur per dag piano, maar zonder dead-line. Ik werk alsof ik moet optreden; ik kan niet anders.'

'Op een gegeven moment nam mijn vader me mee naar de harmonie. Daar kreeg ik een klarinet in mijn handen gestopt en na twee jaar speelde ik al mee met de eerste klarinetten. Dat ging dus vrij snel. Maar mijn klarinetleraar vond toch dat ik een luie tong had, geen staccato. Ik werd toen naar Rob Meyn, voormalig slagwerker van het Radio Filharmonisch Orkest gestuurd, om te gaan trommelen, want daar was behoefte aan. Feitelijk ging alles buiten mij om.
Toen ik uit militaire dienst kwam, - inmiddels was het staatsexamen piano in mijn bezit - heb ik auditie gedaan bij het USO (Utrechts Symfonie Orkest), en kreeg de baan, waarschijnlijk door mijn handigheid bij het xylofoonspelen. Zodoende ben ik in een symfonieorkest terecht gekomen, wat altijd mijn wens was. Maar ik was een volledige autodidact. Later heb ik alsnog mijn conservatoriumdiploma gehaald.'

Het orkest zit in mijn genen

'Kun je je voorbereiden op je pensioen? Dat lijkt mij niet; het is een deel van je leven. Mensen bereiden zich veel te veel voor op van alles en nog wat. Ik heb ook wel gedacht wat ik zou gaan doen. Heel veel mensen doen dat. Maar je kunt je voorbereiden wat je wil, uiteindelijk bepaalt je aard of je karakter hoe je deze levensfase zult invullen. Het is een heel ander leven. Aan de ene kant is het orkest na deze vier jaar heel ver weg, aan de andere kant ook weer heel dichtbij. Zoals jij nu op dit moment tegenover me zit om mij te interviewen, komt alles weer boven. Al die namen van de mensen die ik gekend heb. Noem een naam, en ik kan er meteen een verhaal bij vertellen. Van jou herinner ik mij bijvoorbeeld jouw eerste concert als remplaçant bij het KCO: onder leiding van Bernard Haitink speelden we de Symfonie nr. 15van D. Sjostakovitch. Zo heb ik met meerdere collega's ervaringen opgedaan. Heel veel mensen heb ik begeleid, zoals Kirsti Goedhart, Edith Neuman, Hans Vader en Wim Straesser. Dat geldt ook voor de nieuwere generatie, zoals Marijn Mijnders en Caroline Strumphler. Dat geeft aan wat een orkest voor mij betekent, ik bén het orkest, het zit in mijn genen. Maar ook de muziek. Tegelijkertijd heb ik afstand bewaard: veel vrienden had ik niet in het orkest; als ik vrij was, kwam ik er nooit, wat dat betreft leidde ik mijn eigen leven. Maar het is zo'n deel van mijzelf geworden, dat neemt niemand van mij af. Kom niet aan mijn orkest. Ik leef met alles mee. Ik lees met groot plezier de KCOurant, ik ben lid van de Vgkco, de Vereniging Gepensioneerden Koninklijk Concertgebouworkest'

'Mijn vrouw Graciela doceert nog aan de Universiteit van Amsterdam. Dat wil ze nog een jaar of vier blijven doen. Maar als zij de koffers kan pakken, zijn we weg, want zij wil nog zoveel van de wereld zien. Van nature ben ik niet zo'n reiziger. Na al die reizen met het orkest, hoef ik niet nog eens naar Tibet. Maar Graciela wil nu naar Mexico. Niet weer naar Argentinië. (Graciela komt oorspronkelijk uit Argentinië, red.). Eigenlijk kent zij erg weinig van Zuid-Amerika, omdat het zo groot is. Iets samen doen, bijvoorbeeld een middag naar de film, was vroeger vaak uitgesloten doordat je 's avonds een concert had. Daar was je in gedachten al de hele dag mee bezig. Zo kun je zien welk een dwang het orkest op je uitoefende. Alles draaide rond het orkest. Je moest bijvoorbeeld vroeg eten, de kinderen moesten zich aanpassen, vrije weekenden waren schaars, enzovoort. Als je nu vraagt wat de grootste winst is met het bereiken van je pensioen, is het wel de vrijheid die ik kan genieten.'

Ajax, Het Nationale Ballet en het KCO 

'Ik word achtenzestig jaar. Daarvan heb ik 44  jaar doorgebracht in het orkest. De vraag is nu of ik een leven heb gehad of een orkestleven. Het geeft aan wat een wereld de muziek voor je is geworden. De voorbije vier pensioenjaren is het topje van de ijsberg van wat mijn leven is. Op dat topje leef ik nu verder. Op 11 mei 2002 speelde ik mijn laatste concert. De dirigent was Heinz Holliger. Hij kreeg na afloop van het concert bloemen, die hij meteen aan mij overhandigde. Dat vond ik echt fantastisch.

Mensen Ruud vd Brink Groep

Natuurlijk vraagt men je dan wat je gaat doen met je vrije tijd. Pianospelen? Inderdaad. Verder vul ik mijn leven met veel kleine dingen: een broek strijken, op mijn verjaardag gehaktballen maken voor de kinderen, enzovoort. Ik abonneerde mij met mijn jongste zoon op de voetbalclub Ajax, een seizoenskaart, eens in de veertien dagen. Verder nam ik een abonnement op Het Nationale Ballet. Ik hou ontzettend van ballet, maar ook van de balletmuziek. Met het orkest hebben we veel balletmuziek gespeeld, zoals Daphnis et Cloë van Ravel, Agon van Stravinsky, maar als je deze muziek hoort samen met het ballet waarvoor hij bedoeld is, geeft dat een extra dimensie. Heerlijke avonden zijn dat, ik kan er niet genoeg van krijgen. Uiteraard nam ik eveneens een orkestabonnement. Met deze drie abonnementen is je week al aardig gevuld. Maar mijn hoofdbezigheid blijft toch het pianospelen. Dat is nu eenmaal mijn leven.

Ik heb heel even viool gespeeld, want dat vond ik altijd een mooi instrument, een instrument dat honderd procent deelneemt in het muzikale discours van een orkest. Als slagwerker had ik dat gevoel niet. Je maakt wel deel uit van het orkest, maar je bent toch teveel op afstand: veel tellen, reageren op datgene wat de strijkers en blazers doen, ver achter op het podium, geïsoleerd. Het vioolspelen heb ik vlug opgegeven, ik kreeg niet eens mijn linkerhand in de goede positie.'

'Een maand na mijn pensionering kwam ik Freek de Jonge tegen. Vroeger gaf ik zijn kinderen pianoles. Eens in de twee jaar organiseert Freek een soort theatershow in Muiderberg, samen met de plaatselijke muziekvereniging die onder leiding staat van Peter Rieken, een broer van Herman, slagwerker in het KCO. Freek vroeg mij of ik met de harmonie Rhapsody in Blue van Georg Gershwin wilde uitvoeren. Ik zei meteen ja. Zo zat ik dan in oktober 2002 op het podium hier in Muiderberg met de muziekvereniging Gershwin te spelen. Mijn wereld was wel kleiner geworden, maar ik heb er enorm van genoten. Het succes was zo groot dat het jaar daarna het eerste deel van het Pianoconcert van Tsjaikovsky op het programma werd gezet. Ik heb me toen vier maanden lang rot gestudeerd, tot mijn vrouw zowat gillend het huis uitliep. Daarna heb ik het wat rustiger aan gedaan.'

'Het orkest is voor mij een vorm van eeuwigheid, net als de muziek zelf. Het is een levend organisme. Binnenkort zijn er weer allemaal nieuwe mensen, maar het blijft altijd hetzelfde orkest. Ik ben ervan overtuigd dat deze vorm van muziekmaken blijft. Ook de nazorg, zoals deze KCOurant, die ook aan de gepensioneerden wordt gestuurd. Dat blijft doorgaan. En ik ben een deel van dit organisme.'

Jan Spronk - Kcourant juni 2006

Details
Ruud van den Brink