De Amsterdamse Bach Solisten

Barokmuziek geeft je een enorm besef van hoe muziek in elkaar steekt

Ensembles Amsterdamse Bach Solisten

Rob Visser en Henk Knöps, hoboïst van het Radio Kamer Orkest, waren de initiatoren en waren samen met Brian Pollard en Jos de Lange de blazers van het gezelschap. Johan Kracht bracht de strijkers bijeen: Henk Rubingh, Gert Jan Leuverink, Wim Straesser en in eerste instantie de bassist Anthony Woodrow. Hij werd al snel vervangen door Maggie Urquhart. In de Amsterdamse Bach Solisten hebben van begin af aan ook musici buiten het Concertgebouworkest meegespeeld, maar de gangmakers kwamen wel uit het Orkest.
Henk Rubingh, die in later jaren ook organisatorisch een belangrijke rol speelde, aan het woord:

Die Kunst der Fuge

Henk Rubingh – ‘In 1984 vroeg Johan Kracht mij – ik zat net een paar weken in het Concertgebouworkest – of ik mee wilde spelen in een ensemble dat Die Kunst der Fuge van Bach wilde uitvoeren in het kader van het Bach-jaar 1985. De bezetting omvatte een strijkkwintet, twee hobo’s en twee fagotten. Het eerste driekwart jaar repeteerden wij alleen maar. We hadden zelf een instrumentatie gemaakt. Er zijn veel uiteenlopende ideeën over hoe Bach het bedoeld zou hebben, wij vonden het leuk om er een ander gezicht en in instrumentale zin meer kleur aan te geven. De volgorde van de fuga’s rangschikten we zo dat het een organisch geheel vormde. Al repeterend ontstond de versie waar wij uiteindelijk het podium mee op zijn gegaan en die wij ook hebben opgenomen op cd.

Na een maand of negen begonnen we met concerten in kleinere zalen. Op een goed moment – je kunt zeggen: dat was het debuut van de Bach Solisten – maakten wij een leuke tournee naar Spanje, waar we in alle belangrijke zalen speelden, alleen Die Kunst der Fuge. Uiteindelijk speelden we die ook in Nederland. Ik herinner me een concert in de Oude Kerk  – een prachtige kerk, maar eigenlijk veel te groot voor het publiek om al luisterend een goed beeld van de muziek te krijgen. Toch werd het enorm goed ontvangen. Bernard Haitink was ook komen luisteren. In totaal hebben wij Die Kunst der Fuge over de tachtig keer uitgevoerd.’

Er ging een wereld open

Henk Rubingh ‘Onze authentieke speelwijze was geïnspireerd op wat Harnoncourt deed met het grote orkest. Er was een wereld opengegaan voor ons. Wij probeerden te bewijzen dat je op moderne instrumenten, op moderne wijze, authentiek kon spelen en de klank van de oude instrumenten kon benaderen. In 1984 was dat een zoektocht. Ik wil niet zeggen dat het pionierswerk was, maar in die tijd waren er niet zo verschrikkelijk veel authentiek spelende barokensembles. Als je de opnamen uit de eerste tijd hoort, dan stonden wij aan het begin. Na verloop van tijd werd het steeds duidelijker.

De Bach Solisten hebben bijna achttien jaar bestaan. In 2002 zijn we ermee opgehouden, hoofdzakelijk om financiële redenen, maar ook omdat ik en ook anderen dachten dat onze doelstelling bereikt was. We kregen de grootste complimenten van Ton Koopman, Frans Brüggen, ook van Wouter Möller; zij hadden ons op de radio gehoord, ze belden en complimenteerden ons met het feit dat wij waren overgestapt op oude instrumenten. Wat helemaal niet zo was. Maar onze wijze van spelen klonk volledig zoals zij gewend waren om met die muziek om te gaan. Er waren intussen veel ensembles ontstaan die op een fantastische manier op oude instrumenten met het hele repertoire bezig waren. Dat had toch een meerwaarde, vond ik. Na bijna twintig jaar leek het eigenlijk artistiek niet meer verantwoord om dergelijke muziek niet op oude instrumenten te spelen.

Die authentieke wijze van muziek benaderen smaakte wel naar meer, naar repertoireuitbreiding. De eerste tien of twaalf jaar hadden we ons louter beziggehouden met het spelen van het grote barokrepertoire. We hebben prachtige, interessante dingen gespeeld. Natuurlijk de bekende werken zoals Bachs Suites en de Brandenburgse concerten, maar ook minder bekende. Het was verrassend om te merken dat die periode zo rijk was aan fantasie, inventiviteit en vakmanschap. Niet alleen Bach zelf, maar ook zijn tijdgenoten. Met veel plezier hebben we ons daarmee beziggehouden.’

Die jongens doen een beetje barokkig

‘Op een goed moment werd al onze tijd naast het Concertgebouworkest opgeslokt door het ensemble. In het begin werd er lukraak geprogrammeerd, allemaal op zichzelf staande concerten, zodat je helemaal scheel werd van het repeteren. Toen zijn we in projecten gaan werken. Dat scheelde enorm, maar er ging nog steeds verschrikkelijk veel tijd in zitten, op een goed moment hou je dat gewoon niet vol. Naast het grote orkest – Rob Visser was een enorme regelaar, hij had één doel voor ogen: zoveel mogelijk bekendheid, zoveel mogelijk concerten – gaven wij in een seizoen 74 concerten.

Op een goed moment was onze naam gevestigd, hoewel er door sommigen een beetje denigrerend over werd gesproken: het was toch niet helemaal serieus te nemen, want er werd op moderne instrumenten gespeeld – die jongens doen een beetje barokkig… Totdat er een fantastische kritiek in de Gramophone stond over onze Kunst der Fuge-opname. Vanaf dat moment begon men anders te denken over de Bach Solisten. Begin negentiger jaren begon bij onszelf het idee te ontstaan om ook eens aan de vroeg-klassieke periode te gaan ruiken. We gingen Haydn spelen, Mozart, Johann Christian Bach natuurlijk, die een directe link vormt met de klassieken, maar altijd wel weer in combinatie met de Brandenburgse concerten, de Suites, en af en toe hele avontuurlijke muziek van Rebel, Rameau of Lully, of Carl Philipp Emanuel. Nog wat later gingen we steeds verder de negentiende eeuw in, af en toe weer terugvallend op de Kunst der Fuge of het Musikalisches Opfer, later zijn we ook daarvan afgestapt. Maar ons bestuur zei: jullie heten niet voor niets Amsterdamse Bach Solisten, we willen in ieder programma Bach tegenkomen.’

Rob VisserGoed bestuur

‘In het begin werd het bestuur gevormd door Helene Nolthenius, Dolf van Dantzig, Ton Soetekouw van de ING als voorzitter, Kees Dijk en Rob Visser. Op een gegeven moment ben ik daar bijgekomen als spelend lid. Later hadden we Frits Bolkestein als voorzitter en Nicolette Möller, die de Hema heeft grootgemaakt, als secretaris. We hadden er een heel goed bestuur aan. Omdat we een niet gesubsidieerd ensemble waren, kwamen er financiële problemen. We hadden twee hoofdsponsors: Getronics en Ohra. Eind jaren negentig werd Ohra overgenomen door Delta Lloyd, die een voorkeur had voor sport. De bank Van Kempen & Co. was geïnteresseerd – dat zal 2000 geweest zijn – maar ook Van Kempen & Co werd onverwacht overgenomen. De recessie had zijn intrede gedaan, en nieuwe sponsors vinden bleek onmogelijk, ook voor ons bestuur. Godzijdank hadden wij Getronics nog.’

Mozart-symfonieën zonder dirigent

‘Inmiddels waren de Bach Solisten een behoorlijke organisatie geworden met een kantoor en een manager en een vaste medewerker en parttime medewerkers voor producties, die soms heel uitgebreid konden zijn. Bij een oratorium zit je met over de twintig instrumentalisten op het podium plus koor, plus solisten. In het Weihnachtsoratorium, een Passion of de Hohe Messe gaat enorm veel productietijd zitten, en veel geld. Maar we hadden een uitstekend management. Rob Visser heeft het heel lang gedaan, toen Wendela Sandberg, en uiteindelijk heeft Johan Dorrestein het overgenomen. Toen zijn de Bach Solisten samengegaan met het Nederlands Blazers Ensemble, er werd één kantoor gehouden in de Korte Leidsedwarsstraat omdat het kostenbesparend was. Beide ensembles zaten niet in elkaars vaarwater. Dat was een heel leuke tijd, de jaren negentig. Met veel bijzondere mensen gewerkt: Marc Minkowski, Frans Brüggen, Ton Koopman, Roy Goodman, voor de grote producties. Het eigen ensemble en ook wat grotere producties deden we zelf. Een dirigent is eigenlijk alleen nodig om te coördineren en alle neuzen dezelfde kant op te krijgen. Wanneer het ensemble zo groot is, dat je niet meer vanaf de lessenaar kan aangeven, heb je een dirigent nodig, maar je kunt er heel ver in gaan. Mozart-symfonieën kun je met gemak zonder dirigent spelen. Iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen inbreng. Bij de Bach Solisten maakte je kamermuziek in het groot. Er gaat alleen veel meer tijd aan vooraf omdat je heel erg goed moet repeteren: iedereen moet ervan doordrongen zijn, waar hij de vrijheid heeft en waar niet, waar hij echt heel erg samen moet spelen en waar hij zijn gang kan gaan.’

Buitenlandse tournees

‘We zijn in Zuid-Amerika geweest, en Japan. We hebben op alle grote podia gespeeld in alle Europese steden, en zijn een behoorlijk aantal keren in Sankt Florian geweest in de Kaisersaal. Daar klonk het prachtig, dat sprak echt tot de verbeelding. We zijn in China geweest met Jard van Nes en Leo van Doeselaar. We speelden cantates van Bach, met Jard, in Peking, Sjanghai en Kanton in theaterzalen. De mensen hadden kennelijk nog nooit van Bach-cantates gehoord. Als je goed luisterde tijdens het spelen, hoorde je in de zaal transistorradiootjes aan staan met sportuitslagen of sportwedstrijden. Niet één, maar meerdere, en verschillende kanalen. Het was een heel geroezemoes in zo’n zaal. Dat was in 1986. We waren ook in de Verboden Stad, waar Bertolucci bezig was met het draaien van de “Last Emperor”. Je zag honderden figuranten in de prachtigste gewaden rondlopen. De Minister van Cultuur speelde een van de rollen in de film van Bertolucci. Dat had hij zichzelf toebedacht. Met veel plezier denk ik terug aan die periode.’

Schubert als teken aan de wand

‘Uiteindelijk groeiden de financiële problemen ons boven het hoofd. Toen hebben we het moeilijke, maar wijze besluit genomen om het voor gezien te houden. In mei 2002 hebben we ons laatste concert gegeven in de Waalse Kerk. We hadden daar jarenlang een ontzettend leuke eigen serie, voor een heel trouw publiek.Er zijn nadien veel reacties gekomen van mensen die zich afvroegen, waar de Bach Solisten gebleven waren.

CD J.S.Bach: Kunst der FugeHet programma van het laatste concert was een teken aan de wand. Het Kwintet van Schubert, met Alex Kerr, eerste viool, ik speelde tweede viool, Gregor Horsch en Mieke Reizener speelden cello, want Wim Straesser was er een paar jaar tevoren ook al mee gestopt. Het was een heel mooi concert. Geen stuk van Bach, wel een Haydn-kwartet, Sonnenaufgang. Het was een afgerond gebeuren, de Amsterdamse Bach Solisten. Als Bach Solisten konden we niet verder en we wilden ons verder ontwikkelen. Daar past Bach in, maar ook Brahms en Schumann. Barokmuziek geeft je een enorm besef van hoe muziek in elkaar steekt. Als je je daar zo lang mee bezig hebt gehouden, geeft je dat voor de periodes daarna een betrouwbaar fundament. Het geeft je een idee hoe je muziek moet benaderen.’

Unieke bandopnamen

‘Voor het eerst in Nederland hebben de Amsterdamse Bach Solisten Der Tag des Gerichts, het laatste werk van Telemann, een soort Matthäus-Passion, uitgevoerd. Met Ton Koopman en zijn koor. Fantastische muziek, niemand kent dat stuk. Ton zegt altijd: “Als je iets doet dan moet je daar de beste verdediging aan geven die maar denkbaar is”, en ik geloof dat ons dat gelukt is. Dat was wel een van de hoogtepunten in mijn idee. Alle concerten zijn opgenomen, deze uitvoering ook. Het hele archief, alle muziek, al het bandmateriaal, alle recensies, is bewaard. De banden heb ik Cheap Patek Philippe Replica allemaal hier thuis.’

Terugblikkend op zijn tijd bij de Amsterdamse Bach Solisten zegt Henk Rubingh: ‘Nu speel ik mee in het Concertgebouw Kamerorkest als een van de opvolgers van Johan Kracht. Morgen (10 december 2005, red.) heb ik mijn eerste repetitie voor het Weihnachtsoratorium met het Concertgebouw Kamerorkest. Met Roy Goodman. Mijn cirkel is helemaal rond. Ik ben nu concertmeester van een club die het hele repertoire speelt, maar ook ieder jaar traditiegetrouw de Matthäus-Passion, en het Weihnachtsoratorium of de Hohe Messe.’

Truus de Leur

Kourant - februari 2006

Auteur
Truus de Leur