Viotta Ensemble

Viotta EnsembleHet Viotta Ensemble was een gezelschap kamermuziekspelers met een vaste kern van omstreeks twintig musici, allen leden van het Koninklijk Concertgebouworkest. Met medewerking van de Franse Société d’instruments à vent gaf het Viotta Ensemble zijn laatste concert in Parijs op 2 juni 2007 in kleine bezetting met Kersten McCall, Jan Kouwenhoven, Jacques Meertens, Fons Verspaandonk, Jos de Lange en de pianist Frank van de Laar in een Frans programma.

De KCOurant sprak met Rien de Reede, van 1972 tot 2003 fluitist/altfluitist van ons orkest en met Jan Kouwenhoven. Bij beiden onafhankelijk valt in de eerste zin al de naam ‘Vriendenconcerten’ als basis voor het Viotta Ensemble. Het lijkt derhalve op zijn plaats om ook aandacht te schenken aan de veelgeprezen Vriendenconcerten, die overigens gelukkig nog steeds een bloeiend bestaan leiden.
Rien de Reede was samen met Daniël Esser bijna twintig jaar verantwoordelijk voor de programmasamenstelling van de Vriendenconcerten. In 2003 verliet hij het orkest. Toch bleef hij zich op veler verzoek tot nu toe inzetten voor de Vriendenprogramma’s. In het seizoen 2007-2008 presenteren de Vrienden voor de laatste keer een aantal door Rien samengestelde programma’s. In de toekomst wordt deze taak toevertrouwd aan een kleine commissie bestaande uit Emily Beynon, Henk Rubingh en Daniël Esser.
De andere gesprekspartner was Jan Kouwenhoven, die ik twee weken later sprak. Ondanks zijn drukke werkzaamheden in het orkest en als voorzitter van de Vereniging, was hij evenals Rien altijd doordrongen van het belang van kamermuziek en heeft hij al die jaren tijd vrij gemaakt voor het spelen ervan. Rien en Jan stonden samen aan de wieg van de Vriendenconcerten nieuwe stijl en in 1992 hebben zij samen het Viotta Ensemble opgericht; zij tekenden bovendien voor de organisatie ervan.
In een ver verleden werden voor de Vriendenconcerten alleen bestaande ensembles van orkestleden uitgenodigd. Dat waren traditioneel samengestelde ensembles als een strijkkwartet, een pianotrio en een pianokwartet. Zij moesten het opnemen tegen wereldberoemde kwartetten en trio’s die in de Kleine Zaal optraden in de series van het Concertgebouw NV. De concurrentie met professionele ensembles als het Amadeus Kwartet of het Beaux Arts Trio was zwaar, en oneerlijk.

Orkestleden voor de Vrienden als basis

Rien de Reede‘Na een Vriendenconcert,’ zo herinnert Rien zich, ‘hadden we een nazit bij Keyzer’ - ook een van de goede en zeer gewaardeerde tradities van de Vriendenconcerten, waarbij het Vriendenbestuur zich altijd een gulle gastheer toont – ‘met onder anderen Liesbeth Witteman [die in die jaren samen met Yvonne Kasteyn, Ben de Mare en Eddy Alderse Baes deel uitmaakte van het bestuur van de Vriendenvereniging, TdL]. We kwamen tot de conclusie dat de Vriendenconcerten meer variëteit moesten bieden. Jan en ik deden een voorstel, het Vriendenbestuur reageerde enthousiast en de Vriendenconcerten nieuwe stijl waren een feit. Zowel voor de Vriendenconcerten als later voor het Viotta Ensemble hebben wij nadrukkelijk geprobeerd om ook onbekend repertoire op het programma te zetten; en àls we Mozart wilden uitvoeren, wilden we dat ook op een kritische en verantwoorde manier doen - helemaal in de traditie van het KCO, dat ook afwisselende programma’s nastreefde.’ En passant merkt hij op: ‘Ter vergelijking: de ensembles van de Wiener en de Berliner Philharmoniker spelen voornamelijk het Septet en het Octet van Beethoven, het Klarinetkwintet van Mozart en dergelijke.’ Hij vat de draad weer op: ‘De eerste seizoenen van de Vriendenconcerten waren heel bevredigend, hoewel de programma’s soms te ver doorschoten naar onbekende namen en ongewoon repertoire. D’Indy, Albéric Magnard of Albert Roussel, hoezeer hun muziek ook de moeite waard was, trokken weinig publiek. Op een gegeven moment besloten wij om naast de onbekende stukken één belangrijk bekend werk op het programma te zetten. Zo kregen de Vriendenconcerten een bepaalde stroomlijn. In het kielzog daarvan vonden we, dat het goed zou zijn wanneer die programma’s ook eens buiten de Kleine Zaal herhaald zouden worden, simpelweg omdat het spijtig was om die stukken maar één keer te spelen. Uit die behoefte is het Viotta Ensemble voortgekomen. Aangezien we geen toestemming hadden om de naam van het Concertgebouworkest te gebruiken – KCO Chamber Soloists of iets dergelijks - hebben we die van Henri Viotta gekozen. Later mochten we daar wel aan toevoegen “members of the Royal Concertgebouw Orchestra”.’

Viotta Ensemble

In 1992 ging het Viotta Ensemble van start. De eerste officiële foto werd genomen in de Dirigentenfoyer voor het portret van de naamgever mr. Henri Viotta, die als adviseur een belangrijke rol heeft gespeeld bij de oprichting van het Concertgebouworkest in 1888. Zittend v.l.n.r. Daniël Esser, Roland Krämer, Henk Rubingh, Truus van Tol en Yke Viersen Staand v.l.n.r. Peter Steinmann, Paul Verhey, Rien de Reede, Jacques Meertens, Jos de Lange, Marleen Asberg, Marijn Mijnders, Caroline Strumphler, Jan Spronk, Jan Kouwenhoven, Peter Masseurs, Gert Jan Leuverink, Ken Hakii en Jan Wolfs. Het portret van Henri Viotta hangt in het midden, tussen die van Martin Heuckeroth (links) en Karl Muck (rechts).

In de vijftien jaar van zijn bestaan is het Ensemble twee keer in de Zaterdag Matinee opgetreden in de Grote Zaal. ‘Daar hebben we onder meer de wereldpremière gegeven van Jan van Vlijmens instrumentatie van Die Kunst der Fuge van Bach,’ vertelt Rien terugkijkend op de hoogtijdagen van het ensemble. ‘Toen speelden we het onder leiding van de eerste violist Rainer Kussmaul, later hebben we het onder leiding van Jan Willem de Vriend uitgevoerd en ook opgenomen. Het Octet voor strijkers en het Dubbelblaaskwintet van Enesco waren erg succesvol. Tijdens een van de Zondagochtendconcerten hebben we de Blazersserenade van Richard Strauss en het Tweede trompetconcert van Jolivet met Peter Masseurs uitgevoerd onder leiding van Edo de Waart. We hebben een aantal concerten gegeven onder leiding van Philippe Herreweghe, waar we onder meer het Vioolconcert van Weill, de Gran partita van Mozart en de Strijkersserenade van Brahms in de oerversie hebben uitgevoerd. Deze concerten vormden trouwens het opstapje voor Herreweghes engagementen bij het KCO. Met hem zijn we ook in het buitenland opgetreden. Het wonderlijke is, dat grote programma’s gemakkelijker in het buitenland te verkopen waren dan in Nederland. We traden bijvoorbeeld op in Duitsland, in de Muntschouwburg in Brussel met Die Kunst der Fuge; in het Parijse Théâtre du Châtelet gaven we een concert met muziek van in Frankrijk werkzame componisten als Charles Koechlin en Alfredo Casella. Via Wouter Hoekstra, die de buitenlandse tournees van het KCO organiseerde, kwamen ook verzoeken voor optreden in het buitenland binnen. Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de Vereniging Nederland-Japan traden we op in Oji Hall in Tokio. In de Festival Hall in Londen gaven we een concert in een jaar dat het KCO zelf niet in Londen optrad en toch acte de présence wilde geven.’

Opnamen om trots op te zijn

‘Wat onze opnamen betreft: de eerste was een cd met Franse kamermuziek: D’Indy, Koechlin en natuurlijk Le bal masqué van Poulenc met Maarten Koningsberger als solist. Niet lang geleden hebben we het Strijkoktet en het Dubbelblaaskwintet van Enesco opgenomen. Verder hebben we de infrastructuur verzorgd voor de opnamen van de complete kamermuziek van Rudolf Escher. Die Kunst der Fuge in de instrumentatie van Jan van Vlijmen is opgenomen, en op instigatie van Willem Vos hebben we de muziek van een vrijwel vergeten Nederlandse componistengeneratie vastgelegd. De Van Delden-cd was buitengewoon succesvol, ook in het buitenland, en er is een Van Gilse-cd uitgebracht. We hebben romantische Nederlandse muziek opgenomen met een grote Serenade van Julius Röntgen en een Blaaskwintet van Johannes Coenen, een cd die enorm vaak via de radio werd uitgezonden. Verder een cd met muziek van Jean Françaix en recent een cd met muziek van de Franse componisten Widor (een Pianokwintet met medewerking van Leo van Doeselaar die een Pleyel-vleugel bespeelt), Pierné (Drie stukken voor strijktrio) en De Bréville (een Sonate voor cello en piano). Dan hebben we natuurlijk de uiterst succesvolle cd van Jörgen van Rijen met trombonemuziek, en de cd van Emily Beynon met fluitmuziek door vrouwelijke componisten als Louise Farrenc en Sally Beamish. We hebben altijd vastgehouden aan het principe dat de stukken die we opnamen, eerst één of meer keren in een zaal waren gespeeld.’

Jan KouwenhovenJan Kouwenhoven noemt eveneens de uitvoeringen van Jan van Vlijmens visie op Die Kunst de Fuge hoogtepunten, evenals de opname. De componist was daarbij tegenwoordig, herinnert Jan zich: ‘Hij had andere ideeën over het tempo en de behandeling van het contrapunt in sommige delen. Als musicus ga je nu eenmaal toch zelf aan de gang met die muziek. Wij waren er zo lang mee bezig geweest – het was een moeilijk stuk -, dat we vonden dat we dat echt zó moesten doen. Jan was het er niet mee eens. Toen hebben we beslist dat in de programmatoelichting werd opgenomen dat Jan van Vlijmen een andere opinie had over hoe het uitgevoerd moest worden.’

De behoefte om kamermuziek te spelen is groot

Jan Kouwenhoven speelde zelf vaak mee, organiseerde repetities en beheerde de administratie. Hij belicht andere aspecten van het Viotta Ensemble: ‘In het begin heeft het Ensemble een donatie gekregen van de ING Bank om ons op weg te helpen. In onze hoogtijdagen gaven we zo’n tien concerten per jaar, denk ik. Dat moest allemaal in onze vrije tijd gebeuren en vooral Rien heeft daar heel erg aan getrokken. Het kostte een ongelofelijke hoop inspanning om concerten te krijgen, omdat sprake is van een groot ensemble. Ook als je de musici een minimale vergoeding wilt geven, is er veel geld mee gemoeid. De cd-opnamen brachten helemaal niets op, de musici werkten mee omdat ze het leuk vonden. De cd’s werden doorgaans goed ontvangen, het waren ook echt leuke cd’s met echt bijzonder repertoire, of met repertoire waarvan helemaal geen of alleen maar slechte opnamen bestonden, zoals dat Oktet en het Dubbelblaaskwintet van Enesco en de Cellosonate van De Bréville. Het was een groot succes bij de Vrienden. Het is altijd leuk als muziek die nooit gespeeld worden, verrassend goed blijkt te zijn.’

Voor de orkestleden was dat kennelijk ook aantrekkelijk, want, zo vertelt Jan: ‘Het was nooit moeilijk om orkestleden te vinden om mee te spelen. Integendeel, de behoefte om kamermuziek te maken is groot in het orkest. Soms moeten we mensen teleurstellen omdat je kamermuziek nu eenmaal met een beperkt aantal musici uitvoert. Het plannen van de repetities was af en toe wel lastig. Ik kan me wel herinneren dat ik met die verschrikkelijke OMAlijstjes in de weer ben geweest [OMA staat voor Ochtend, Middag, Avond; op OMAlijstjes werd aangekruist wie wanneer beschikbaar was voor repetities en concerten, TdL]. Kamermuziek is ssentieel voor het orkest, voor de speelcultuur maar ook voor de arbeidsvreugde. Het moet eigenlijk een van de attracties zijn van dit orkest. Als wij, muzikaal gesproken zo internationaal georiënteerd raken en we kunnen niet de salarissen bieden die in Wenen en Berlijn worden betaald, dan moet je op andere gebieden aantrekkelijk zijn. Een van die gebieden is de kamermuziek. Als orkest zou je het maken van kamermuziek moeten faciliteren.’

Ook Rien benadrukt het grote belang van de kamermuziek: ‘Als je de eerste Vriendenconcerten nieuwe stijl vergelijkt met de concerten van de laatste seizoenen, is er een groot niveauverschil in de uitvoeringen. In die vijftien of twintig jaar is het niveau van het kamermuziekspel omhoog gegaan. Er zijn steeds meer mensen die naast elkaar hebben zitten spelen in een klein ensemble. Dat ontwikkelt de flexibiliteit, het eigen initiatief en het reageren op elkaar. Dat komt het orkest als geheel ten goede. Het is heel goed dat nu ook de koperblazers steeds meer kamermuziek gaan spelen.’
Ook al draagt Rien de fakkel over van de Vriendenconcerten, hij blijft in ander verband programma’s samenstellen: ‘Overigens stel ik nog steeds ieder jaar programma’s samen voor een serie van zes concerten in het Bethaniënklooster. Deze serie is sinds een paar jaar uitverkocht en biedt in de toekomst absoluut ook mogelijkheden tot het herhalen van de Vriendenprogramma’s.’
Als teken van erkentelijkheid draagt het Viotta Ensemble de bladmuziek die het in eigendom heeft over aan Trix Endhoven; zij behartigt een groot deel van de organisatie van de Vriendenconcerten al jarenlang geruisloos en toegewijd. ‘Ik heb hier een heel stapeltje liggen,’ wijst Rien, ‘dat moet ik binnenkort naar Trix brengen. De Vrienden krijgen die muziek van ons, omdat de Vrienden ons ook heel vaak geholpen hebben. Het is een natuurlijke cyclus.’

Door Truus de Leur

Kcourant - oktober 2007



Discografie:

Serie Solisten van het Koninklijk Concertgebouworkest
m.m.v. Peter Masseurs, trompet.

Martijn Padding - One Trumpet
Otto Ketting - Intrada
Theo Loevendie - Golliwogg’s other dances
Jolivet - Trompetconcert nr. 2
Casella - Serenata
Rudolf Escher:
Trio à cordes
Sonata per due flauti
Air pour charmer un lézard
Sonata per violino e pianoforte
Monologue
Trio d’anches

Enesco: Strijkoctet
Dubbelblaaskwintet

Pierné - Trois pièces en trio
Widor - Pianokwintet
De Bréville - Cellosonate

The romantic era in the Netherlands:
J.B. Van Bree - Allegro voor vier strijkkwartetten
Julius Röntgen - Serenade, op. 14 voor blazers
Johannes Coenen - Blaaskwintet

Le bal masqué:
D’Indy - Suite dans le style ancien, op. 24
Roussel - Strijktrio, op. 58
Koechlin - Sonatine, op. 194 nr. 2
Poulenc - Le bal masqué m.m.v. Maarten Koningsberger, bariton

Bach/Van Vlijmen - Die Kunst der Fuge

Auteur
Truus de Leur
Ensembleleden
Jan Kouwenhoven (J.A.)
Peter Masseurs (P.J.M.)
Rien de Reede (M.H.)